top of page

Het proces van Individuatie


Het begrip individuatie is het hart van de Jungiaanse psychologie. Volgens Jung is de levensweg van een mens uiteindelijk gericht op Zelfverwerkelijking. Dit proces tot Zelfverwerkelijking noemt hij individuatie. 

Het is een proces waarin de mens de motieven van zijn ego leert relativeren ten gunste van zijn wezenlijke Zelf. We zien dat in deze ontwikkelingsproces de mens steeds meer aspecten van zijn wezen accepteert, waardoor hij zich completer en vitaler gaat voelen. Dit proces verlangt moed omdat we ons steeds losser maken van verwachtingen van de buitenwereld. De meningen van de buitenwereld worden getoetst aan de intuïtie waardoor het vertrouwen in het Zelf groeit.

Het Zelf


Jung zag het Zelf als het centrum van de gehele psyché (dus zowel het bewuste als het onderbewuste). Daarentegen is het ego slechts het centrum van het bewustzijn. Het ego is een denkconstructie waar we 'ik' tegen zeggen. Maar op een veel dieper nivo heb je een Zelf die van een grotere orde is dan onze ego-identiteit. Ons werkelijke Zelf zullen we, aldus Jung, nooit helemaal kennen, omdat we ons onbewuste nooit helemaal kunnen doorgronden.

Vanuit een mystieke benadering wordt dit Zelf gezien als een goddelijke vonk die de mens is gegeven. Door deze goddelijke vonk is de mens instaat de relatieve werkelijkheid te ontstijgen teneinde het aboslute te ervaren. Deze ervaring laat zich kennen als een ultiem geluk. 

De schaduw 


De Schaduw is ooit door Jung bondig geformuleerd als ‘datgene wat iemand niet zou willen zijn.’

Het gaat dan echter om eigenschappen die men wel bezit maar niet bewust wil zijn. 

Onze schaduw staat in relatie tot die eigenschappen die de cultuur niet welgevallig zijn. Een schaduw is in wezen niet negatief maar kan, als wij er te weinig aandacht aan besteden, wel lastig worden. De schaduw is als een kind dat graag aandacht wil en hoe meer men hem negeert hoe harder deze gaat jengelen. 

Het individuatieproces verlangt dus ook dat we onze schaduw onder ogen gaan zien en deze leren te hanteren. Vaak kunnen erkende schaduwaspecten ons diensten bewijzen. 

De Jungiaanse benadering 

Het referentiekader van de Jungiaanse analytische therapie heeft zijn oorsprong in de filosofische en analytisch psychologische ideeën van de Zwitserse psychiater Prof. Dr. C.G. Jung (1875-1961)


Jung was een van de grondleggers van de psychoanalyse. Na zijn breuk met Freud ontwikkelde Jung zijn eigen theoretisch systeem, welke hij de analytische psychologie noemde. 


Veel door Jung geïntroduceerde begrippen zoals persoonlijk en collectief onbe-wuste, introvert-extravert, anima-animus en archetypen zijn geadopteerd door diverse psychotherapeutische scholen. 

Het persoonlijk onbewuste


De dieptepsychologie maakt een onderscheid tussen ons dagelijks bewustzijn en het onbewuste. In het persoonlijk onbewuste liggen alle ervaringen uit ons persoonlijk leven opgeslagen maar ook de herinneringen aan eerdere levens. 

We kunnen door middel van een diepteboring in ons zelf met een verhoogde vorm van intuïtie (trance) bijvoorbeeld kennis putten over onze voorouders ten be-hoeve van een ruimer zicht op ons familiesysteem. (Het systemisch werk maar ook reïncarnatie en regressie therapie maken hier gebruik van).


Mijn werk als aura-chakra reader is mogelijk doordat ik middels een verhoogde intuïtie ‘inlog’ op het persoonlijk onbewuste zodat ik de thematiek kan ‘horen, voelen en zien’ van diegene die ik lees (de redea). 


In deze vertrek ik van de aanname dat ons bewustzijn niet slechts opgesloten zit in onze hersenmassa maar energetisch, door een verhoogde intuïtieve afstemming ervaarbaar is. Op basis hiervan is ook telepathie verklaarbaar. 

Het collectief onbewuste en archetypen


De meerwaarde van de Jungiaanse visie is vooral voor mij zijn notie van een collectief onbewuste. Een enorme databank waarin de ervaringen en de reactiepatronen van de gehele mensheid, liggen opgeslagen.


Jung ontdekte dat in de wanen, dromen en visioenen voorstellingen voorkomen (archetypen) die we onder andere ook terug vinden in mythen en sprookjes.

Jung vroeg zich af hoe de mens zo'n collectieve voorstelling kan maken zonder dat deze in zijn persoonlijk leven is overgeleverd? Vanuit de ervaring van deze herhalende motieven kwam hij tot de conclusie dat de mens naast een persoonlijk onbewuste ook moest beschikken over een collectief onbewuste, Het zijn met name deze archetypische voorstellingen die een helende werking kunnen hebben op trauma's en kwetsuren, maar daarnaast ook de richting wijzen in het proces van individuatie.


De taak is deze beelden, die tot ons spreken in een symbooltaal, te vertalen zodat ze laten zien wat onze wezenlijke behoeften zijn. Als voorbeeld: denk aan de verschijning van Maria in visioenen of de Oude Wijze in een sprookje. Ook in dromen, 'fantasieën' en visualisaties kunnen deze archetypen van zich laten horen met verassende boodschappen die meer wijsheid bevatten dan de dagelijkse antwoorden van ons ego.     

bottom of page